Na veel
medisch gezoek wat er eigenlijk met mij aan de hand zou kunnen zijn, kwam ik
uiteindelijk bij de afdeling neurologie terecht. Normaal gesproken kom je voor
zoiets op een wachtlijst, maar ik kon dezelfde week al komen. Op zich is dat
mooi, maar het veroorzaakt ook wel wat onduidelijke onrust. Je krijgt niet
zonder reden voorrang was mijn gedachte, dus er zou wel reden zijn voor die
spoed. In snel tempo volgden een aantal neurologische onderzoeken. Zo nu en dan
ving ik wel eens wat op over wat er aan de hand kon zijn, maar het verontrustte
me niet.
Na een week
of twee volgde er een gesprek met de neurologe, waarin duidelijk zou worden wat
er waarschijnlijk aan de hand was. Ik kreeg tijdens dat gesprek de schrik van
mijn leven: ALS werd er als mogelijkheid gezien.
Het eerste dat
bij me op kwam was: “Dit was het dus, binnen een halfjaar in een rolstoel, en
als ik mazzel heb leef ik nog hooguit twee jaar.”
De neurologe
zag natuurlijk dat ik schrok, en vervolgde dat ze niet helemaal zeker was, en
dat er nog een aantal onderzoeken zouden volgen door een neurofysioloog, omdat
er toch nog wel wat onduidelijkheden waren. Mijn onrust was niet meteen weg, en
ik was dan ook blij dat de onderzoeken nog dezelfde week zouden starten.
De
onderzoeken waren geen pretje, maar ik had meer last van de onzekerheid en de
tijdsdruk die ik begon te voelen. Al vlot volgde een gesprek met de
neurofysioloog, die me duidelijk maakte dat er geen sprake was van ALS, maar
dat uit de verschillende bloedonderzoeken wel opgemaakt kon worden, dat er met
mijn bloed iets niet in de haak was. Tijdens het gesprek werd gelijk een
afspraak gemaakt met een hematoloog, waar ik diezelfde week terecht kon.
Ik was
opgelucht, geen ALS, en een probleempje met mijn bloed leek me niet ernstig.
Bij de
hematoloog kreeg ik te horen dat er inderdaad met mijn bloed het nodige aan de
hand was, en er werd een andere hematoloog ingeschakeld, die wat meer gespecialiseerd
was in de bijzondere afwijkingen. De volgende dag werd er gelijk het eerste
onderzoek uitgevoerd, een beenmergpunctie en er werd een stukje bot voor
onderzoek verwijderd.
De week
daarop volgde een gesprek met de hematoloog, die me vertelde dat ik
lymfklierkanker had. Meer specifiek Lymfoplasmacitair Non-Hodgkin-lymfoon. Het
werd een lang gesprek, waaruit een paar zaken bij me bleven hangen:
kwaadaardig, niet behandelbaar, dodelijk. Het gesprek is verder voor een groot
deel langs me heen gegaan. Gelukkig schreef de hematoloog alles voor me op,
zodat ik thuis alles nog eens goed kon nalopen. Ik mocht ook twee dagen later
verschijnen voor een ct-scan om te controleren of er lymfomen in mijn lijf
zouden zitten.
Na het
gesprek liep ik het ziekenhuis uit in een soort roes. Het hamerde door mijn
hoofd, kanker en niet behandelbaar. De wereld om me heen werd ineens heel
onwerkelijk. Ik had het gevoel dat ik alleen door die ziekenhuisgang liep, wat
natuurlijk niet zo was.
Bij mijn
auto gekomen kwam ik weer wat bij mijn positieven, en begon ik te beseffen wat
er eigenlijk rationeel gezien aan de hand was. En zo ging ik ook gelijk
handelen. Er moeten zaken door mij geregeld worden en daar kon ik maar beter
gelijk mee beginnen, zo dacht ik.
Een week na
de ct-scan was er weer een lang gesprek met mijn hematoloog. Hij was niet
verbaasd, dat er een aantal zaken langs mij heen gegaan was tijdens het
vorige gesprek. Heel geduldig begon hij gewoon nog een keer te vertellen wat er met
me aan de hand was, aangevuld met wat de laatste onderzoeken aan informatie had
opgeleverd.
Het was me
nu helemaal duidelijk. Ik ben ziek, het is kwaadaardig, het is ongeneeslijk, ik
moet wachten om te zien hoe de ziekte zich ontwikkelt.
Op zich is
er met deze kennis heel goed te leven. Dat het anders is zal blijken uit het
vervolg van deze inleidende bijdragen.
In de
volgende bijdrage hoop ik wat informatie te kunnen geven over de stand van
zaken nu.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten